dinsdag 29 december 2009

Ron Jans: ‘Ik vind nog steeds dat we de kwaliteiten hebben om in het linkerrijtje te spelen’


Ron Jans hoopte na de teleurstellende competitiestart dat het herstel zich snel zou inzetten. Af en toe leek het ook die kant op te gaan. Maar het echte herstel diende zich nog niet aan. Zo staat FC Groningen halverwege de competitie op een positie waar Ron Jans zijn laatste seizoen bij de FC niet mee hoopt af te sluiten. Want dat was de afgelopen maanden misschien wel het grootste nieuws: het aangekondigde afscheid van Jans.


We hebben met Ron Jans afgesproken bij Café De Drentsche AA, inderdaad liggend aan de Drentse Aa, op loopafstand van zijn huis in Schipborg. Het is niet voor niets dat we elkaar hier treffen. Want sinds Jans in november bekend maakte dat dit zijn laatste seizoen is bij FC Groningen, is dit misschien wel dé plek om daar even bij stil te staan. “We wonen hier al twintig jaar,” vertelt Jans. “Het is een dorp waar iedereen elkaar kent. Al is het wel zo dat ik veel minder sociale contacten heb sinds ik trainer ben van FC Groningen. Maar dit is wel mijn omgeving, al zal ik hier waarschijnlijk dus niet blijven wonen.”


Op tafel gooien

We staan op de brug boven de Drentse Aa als Jans vertelt over het moment dat hij besloot dat dit zijn laatste jaar is bij de FC. “Het was in oktober, op een maandag. De jongens waren allen thuis en toen besloot ik het op tafel te gooien. Ik vroeg iedereen wat ze ervan zouden vinden als ik zou stoppen. Toen was het voor mij duidelijk en heb ik de knoop doorgehakt.” Daarna was het wachten op de besprekingen met Hans Nijland en Henk Veldmate. “Ik moest het nog een tijdje voor me houden. Dat was best lastig want het liefst gooi ik het er meteen uit. Ik vond het wel leuk dat volgens mij niemand iets heeft gemerkt.”


‘Als mens heb ik mij ontwikkeld en wil ik mij verder ontwikkelen’


“Vlak voor het gesprek met Nijland en Veldmate vroeg ik me wel af: ‘zou ik nog gaan twijfelen?’ Maar het gevoel bleef hetzelfde. Ja, natuurlijk doet het me wel wat. FC Groningen is echt mijn club. Nog meer dan FC Zwolle waar ik toch ben begonnen met voetballen. Maar als mens heb ik mij ontwikkeld en wil ik mij verder ontwikkelen. Dus verstandelijk gezien is dit een beslissing die mij toont zoals ik in het leven sta: ‘gooi jezelf maar weer in het diepe en redt je maar.’ Soms gaat dat ook wel eens mis maar dat is niet erg. Gelukkig ben ik in de omstandigheid dat ik die keuze kan maken.”


Mooiste scenario

Onder het bewind van Jans wist FC Groningen in 2006 en 2007 Europees voetbal te halen. Dat lijkt halverwege dit seizoen ver weg. Toch ziet Jans nog genoeg mogelijkheden voor een mooi afscheid. “Dat is natuurlijk het mooiste scenario: dat we slecht zijn begonnen en het seizoen mooi eindigen. Mensen onthouden toch altijd meer van de tweede dan van de eerste helft. Wat dat betreft is er nog veel ruimte voor ons.”


Maar dan zullen de prestaties wel moeten verbeteren. Want niemand had vooraf verwacht dat FC Groningen na zeventien duels met zeventien punten op een twaalfde plaats zou staan. “Ik vind nog steeds dat we de kwaliteiten hebben om in het linkerrijtje te spelen,” vindt Jans. “Er zijn momenten in wedstrijden geweest dat het er heel aardig uitzag. Dat heeft echter nog te weinig opgeleverd. We kregen wel een paar keer het gevoel dat het herstel zich had ingezet, maar uiteindelijk zette zich dat niet door.”



‘We hebben een paar jongens nodig die de boel op sleeptouw kunnen nemen als het wat tegenzit’


Jans probeert te verklaren waar dat aan ligt. “Bij tegenslag zijn we nog niet sterk genoeg gebleken. We hebben een paar jongens nodig die de boel op sleeptouw kunnen nemen als het wat tegenzit. En daarin zijn we tekort geschoten. En door blessures en schorsingen werden we soms gedwongen om weer naar nieuwe dingen te zoeken. Maar dat heeft ook z’n bekoringen. Want hoe erg en vervelend de zware knieblessure van Sepp De Roover ook is, Tom Hiariej heeft daardoor wel weer een kans gekregen. Want we vonden al dat Tom te weinig speelde om door te kunnen ontwikkelen. En zo zijn we ook blij met de ontwikkeling van Leandro Bacuna.”


Tegenslag

Jans noemde al de blessures die zijn selectie regelmatig teisteren. Maar daar wil hij zich niet achter verschuilen. “We moeten niet over onszelf afroepen dat we alleen maar pech hebben. Nee, ik zoek liever naar oplossingen. Kijk, vorig seizoen wonnen we veel uitwedstrijden met 1-0. Soms gelukkig en niet altijd met goed voetbal, maar we hielden wel de nul. Nu maken we vaak ergens een fout of meerdere fouten en lopen we achter de resultaten aan. Bij tegenslag weten we niet altijd het juiste antwoord te vinden en verliezen we de wedstrijd.”


Jans noemt een aantal wedstrijden waarin FC Groningen wel degelijk goed voetbal liet zien, maar waar het resultaat uiteindelijk teleurstellend was. “We begonnen heel goed tegen Willem II, tegen ADO waren we de eerste helft beter en ook tegen Feijenoord speelden we een heel goede eerste helft. Maar na een tegendoelpunt vallen we ineens ver terug. Dat is iets wat moet verbeteren. Zo’n tegengoal brengt een soort van schokeffect teweeg waardoor we ineens minder kort gaan dekken of met minder overtuiging de duels ingaan. Maar vooral in balbezit durven we minder te voetballen. En juist in zo’n fase vallen doelpunten en worden wedstrijden beslist.”’



‘We hebben nog genoeg te winnen dit seizoen’


“Natuurlijk werken we eraan. Maar dat is lastig om op te trainen want het is iets mentaals. Dat soort dingen zijn moeilijk na te bootsen op de training. Waar ik me aan vasthoud is dat in de voetballerij in één moment alles anders kan zijn. We hebben wat dat betreft nog genoeg te winnen dit seizoen. Wat ik leuk vind is dat we tegen Feijenoord in de eerste helft domineren, vooruit voetballen en druk zetten op de bal. Zo willen we graag voetballen. Maar dan wel 90 minuten en niet 45.”


Een geweldige tijd

Jans is nog altijd positief over het mooi afsluiten van zijn laatste seizoen bij FC Groningen. “Als we alsnog de playoffs halen, dan zijn de meeste mensen hartstikke tevreden.” Is Jans al bezig met de periode na FC Groningen? “Dat is nog ongewis en hartstikke spannend. Ik denk wel eens: ’waar kom ik terecht?’ Ik moet zeggen dat me dat een lekker gevoel geeft. En dat is een steun in de rug want de resultaten geven mij nog geen lekker gevoel. Gelukkig geeft iedereen binnen en rond de club -de spelers, het personeel, het publiek, de pers- mij nog wel steeds een goed gevoel. Alleen daarom hoop ik dat het alsnog een mooi seizoen wordt. En zo niet, dan blijft FC Groningen voor mij een geweldige tijd. Dat kan echt niet meer kapot.”

zaterdag 19 december 2009

Matt Bauscher, basketballer van GasTerra Flames: ‘Voor ons juicht niemand als wij een schot missen’

Zoals veel spelers van FC Groningen regelmatig wedstrijden van GasTerra Flames bezoeken, zo zitten er ook vaak basketballers van de Flames op de tribune van Euroborg. Spelverdeler Matt Bauscher zag tegen FC Utrecht voor het eerst van zijn leven een voetbalwedstrijd en was meteen verkocht. Reden voor het FC Groningen Journaal om de Amerikaan in Groningse dienst uit te nodigen voor de thuiswedstrijd tegen NEC.

Het is half twee, een uur voor het begin van de wedstrijd, als een Volkswagen met het logo van GasTerra Flames naast het stadion parkeert. De auto oogt niet groot maar weet wel drie Amerikaanse basketballers te herbergen. Matt Bauscher is de eerste die uitstapt. “Ik heb twee teamgenoten meegenomen: Matt en Matt,” roept hij lachend. Worden we meteen in de maling genomen? Nee, want Matt 2 is Matthew Otten, net als Bauscher spelverdeler. En de derde Matt is de pas aangetrokken Matt Haryazs. Aan hem is met zijn 2.10 meter duidelijk te zien dat we hier niet met voetballers te maken hebben.

Martiniplaza

Bauscher heeft zin in de wedstrijd die komen gaat. Het duel tussen FC Groningen en FC Utrecht maakte eerder zo’n indruk dat het voetbalspelletje er direct een nieuwe liefhebber bij kreeg. “Voordat ik naar Nederland kwam, wist ik niet veel van de sport,” vertelt Bauscher. Maar als je in Europa woont, dan ga je het vanzelf leuk te vinden.” Dat overkwam Bauscher dus tijdens de wedstrijd tegen Utrecht. “Het was geweldig. Alleen de uitslag, 0-0, was jammer. We hoopten op een doelpunt maar die kregen we helaas niet te zien. De fans zijn super. Het is mooi om daar tussen te zitten. Ze zorgen voor een fantastische sfeer. Het lijkt wel wat op onze wedstrijden in Martiniplaza, maar dan in de buitenlucht.”

‘Als FC Groningen maar gaat winnen, dan zijn wij gelukkig’

Bauscher en zijn twee ‘teammates’ zien op het plein voor de hoofdingang van Euroborg plotseling een kraam waar hot-dogs te krijgen zijn en kunnen het als rasechte Amerikanen natuurlijk niet laten om er één te bstellen. De mensen die bij de kraam staan kijken wat verbaast en vragen zich af wie deze drie Engels sprekende lange mannen zijn. Bauscher is dus nog niet zo bekend in Groningen. Maar dat maakt hem niet uit. Hij is hier vanmiddag alleen maar om naar voetballen te kijken. “We gaan winnen,” klinkt het al als een echte FC fan. “Dat is het belangrijkste. Als FC Groningen maar gaat winnen, dan zijn wij gelukkig.”

De hot-dogs ondertussen naar binnen werkend, vertelt Bauscher over de verbazing dat zich de vorige wedstrijd een paar keer meester van hem maakte. “De score gaat heel anders. In basketbal gaat de score op en neer, kan het verschil groot maar ook zo weer klein zijn. Maar als je met voetbal drie of vier doelpunten voorstaat, dan heb je de wedstrijd ‘pretty much in the bag.’ En met de klok tellen wij naar beneden, met voetbal gaat de tijd juist de andere kant op. Daar moet ik wel aan wennen.”

Gekkenhuis

Bauscher, Otten en Haryazs zijn vanaf het begin geboeid door het spel dat FC Groningen en NEC op de mat leggen. Overduidelijk is dat de heren partij hebben gekozen voor hun Groninger sportcollega’s. “Ik weet niet veel van voetbal maar ik denk wel dat ‘wij’ de betere ploeg zijn,” zegt Haryazs over de spelverhoudingen. Hij geniet. “De fans uit Groningen zijn heel bijzonder. Ze helpen het team echt vooruit.” Het is dan ook FC Groningen dat via Tim Matavz snel op voorsprong komt. Vooal Bauscher is blij want hij ziet voor het eerst ‘live’ een doelpunt. “Geweldig,” roept hij enthousiast. “Wat een gekkenhuis.”

‘Opvallend is vooral dat iedereen juicht als er een kans wordt gemist’

Bauscher is net als Haryazs onder de indruk van het publiek. “We schreeuwen de longen uit ons lijf. We proberen FC Groningen te steunen maar we hebben geen idee wat de fans roepen. Het lijkt een beetje op ‘go home’ maar we begrijpen er niet veel van. Haha, ik kan ook niet hard fluiten, daar moet ik nog hard aan werken.” Otten zit voor de derde keer dit seizoen in Euroborg maar ook hij verbaast zich nog steeds over de voetbalfans. “Het is mooi om te zien hoe de mensen hier tekeer gaan bij elke actie. Ik heb zoiets nog nooit eerder gezien.” Bauscher: “Opvallend is vooral dat iedereen juicht als er een kans wordt gemist. Voor ons juicht niemand als wij een schot missen.”

Wennen

De basketballers blijken naarmate de wedstrijd vordert steeds meer kijk op het spelletje te kijken. Als Tom Hiariej een gele kaart krijgt is de reactie van Bauscher overduidelijk. “Man, die Nederlandse scheidsrechters!” En ook de gemakkelijk vallende Lorenzo Davids van NEC krijgt een sneer van de Amerikaan. “Hij acteert alleen maar. Hij irriteert me mateloos.” Uiteindelijk eindigt het duel in een gelijkspel, net als tegen FC Utrecht. Maar met het verschil dat er dit keer wel is gescoord. “Ik ben nog nooit naar een wedstrijd geweest die eindigde in een gelijkspel. Dat is nog steeds wennen. Ik kan me namelijk niet voorstellen dat je met een gelijkspel tevreden kunt zijn.”

Bauscher meets Hiariej en Luciano
Na afloop van FC Groningen-NEC nemen we Matt Bauscher mee naar de spelerstunnel om kennis te maken met een aantal spelers van de FC. De eerste die we tegen het lijf lopen is Tom Hiariej. “Ik weet dat Tom een verdedige
r is die aan de rechterkant speelt,” reageert Bauscher als hij wordt voorgesteld aan Hairiej. “Ja, ik begin jullie een beetje te leren kennen. Je speelde goed tegen NEC. Ik vond het in elk geval heel boeiend.” Hiariej kent op zijn beurt Bauscher misschien nog wel beter want Hiariej zit bijna elke thuiswedstrijd van de Flames achter één van de baskets. “Matt is een goede speler. Volgens mij is zijn driepunter zijn grote kwaliteit. Wat zo leuk is aan basketbal? Er is altijd actie. Voetbal heeft rustmomenten maar bij basketbal gebeurt altijd wel wat.”
Even later komt Luciano voorbij lopen. “Hij kan enorm hoog springen,” weet Bauscher. Luciano lacht. “Ik ben heel licht dus daarom kom ik gemakkelijk van de grond. En ik ben best klein dus daarom moet ik het wel van mijn sprongkracht hebben.” Luciano vraag aan Bauscher hoe het hem bevalt in Groningen. “Uitstekend,” antwoord hij. “Groningen is een enorm leuke stad. Jij komt toch uit Brazilië? In Brazilië hebben ze hele mooie vrouwen, echt ‘amazing’.” “Ben je single?,” vraagt Luciano op zijn beurt. “Dan help ik je zo aan een vriendin, haha.” Heeft Luciano trouwens iets met basketbal? “Ik vind basketbal erg leuk. Het is een heel technische sport en er wordt gevochten om elk punt. De volgende thuiswedstrijd zit ik ook zeker weer in Martiniplaza.”

Met dank aan www.henkeggens.nl voor de foto's :)

maandag 9 november 2009

Bjarne Jensen plaveide de weg voor de Denen

De Nederlandse eredivisie kende door de jaren heen heel wat goede voetballers uit Denemarken. De eersten die echt naam maakten waren Soren Lerby en Frank Arnesen in de jaren zeventig bij Ajax. Met de komst van Thomas Enevoldsen en Morten Nordstrand is Denemarken tegenwoordig samen met Zweden de buitenlandse hofleverancier van FC Groningen. Eén van de eerste Denen die zijn geluk in Groningen beproefde was Bjarne Jensen. Hij kwam in 1969 -een dag na zijn trouwen- naar Nederland en keerde exact zes jaar later -vanwege een zware heupblessure- terug naar Denemarken.

Het is bekend van Scandinaviërs dat ze over het algemeen makkelijk hun talen leren. Zo spreekt Fredrik Stenman goed verstaanbaar Nederlands, iets wat ook geldt voor Petter Andersson. Bjarne Jensen spreekt nog steeds ‘een klein beetje’ Nederlands. “Maar veel woorden ben ik vergeten,” voegt hij er meteen aan toe. Dus gaat het gesprek vooral in het Engels; een taal die de voormalige aanvaller van FC Groningen zeer goed beheerst. “Mijn vrouw komt uit Schotland, vandaar.”

Bijzondere huwelijksreis
Via Schotland kwam Jensen op 16 december 1969 naar -toen nog- GVAV. “Ik voetbalde bij Greenock Morton Football Club. Ludwig Veg was de trainer van GVAV en hij was bevriend met de bondscoach van Denemarken. Zo kwam GVAV met mij in contact.” De overgang naar Groningen was voor Jensen een ervaring die hij nooit meer zou vergeten. “Ik ging een dag na mijn trouwdag naar Groningen. Ja, dat was puur toeval. De transferperiode begon in die tijd op 15 december dus vandaar dat ik meteen kon verhuizen naar Groningen. Je kunt gerust zeggen dat het een bijzondere huwelijksreis was.”

“Ik was aanvaller. We hadden een prima ploeg met Tonny van Leeuwen, Martin Koeman, Piet Fransen, Henk Cornelis, Jan Schipper en Ab Gritter. In december 1975 ben ik teruggegaan naar Denemarken omdat ik een zware heupblessure had opgelopen. Het was einde carrière. Pas acht jaar geleden heb ik een nieuwe heup gekregen. Terug in Denemarken ben ik trainer geworden, als eerste in Aalborg waar ik drie jaar trainer ben geweest. Daarna zijn we teruggegaan naar Schotland waar ik jeugdtrainer was bij Celtic. En op 1 augustus 1982 zijn we weer teruggekeerd naar Denemarken omdat de kinderen naar school moesten.”

Dankzij het café heb ik nog heel lang Nederlands gesproken’

Jensen en zijn familie vestigden zich in Silkeborg waar Jensen een café begon. “Ik heb 23 jaar lang dat café gerund. Dankzij het café heb ik nog heel lang Nederlands gepraat omdat er jaarlijks veel Groningers naar het café kwamen.” Naast eigenaar van het café was Jensen ook trainer van verschillende teams van Silkeborg, de club die tegenwoordig in de hoogste divisie van Denemarken voetbalt. “Ik ben manager van de club geweest. En tot vorig seizoen was ik nog coach van een jeugdteam van Silkeborg maar daar ben ik mee gestopt. Waarom? Ach, ik vond het wel genoeg. Ik heb vanaf mijn zesde in het voetbal gezeten. Dat is lang genoeg, haha.”

Golfbaan
Jensen geniet van het vrije leven dat hij nu heeft en vult zijn tijd vooral met golfen. “Ik speel het tegenwoordig heel vaak. Ik woon maar 300 meter van de golfbaan dus dat maakt het gemakkelijk voor me om het veel te spelen.” Met voetbal houdt hij zich dus niet meer actief bezig. Maar op de achtergrond volgt hij nog zoveel mogelijk, zoals de verrichtingen van FC Groningen.”Ik bekijk nog steeds elke week de uitslagen op internet. Ik wil ook zeker weer een keer teruggaan naar Groningen. Mijn vrouw wordt volgend jaar 60 en dan gaat ze met pensioen. Dan gaan we absoluut een paar dagen een bezoek brengen aan Groningen. De competitiestart was niet zo goed, toch? Ze missen ervaring denk ik.”

Maar met zijn drie landgenoten in de selectie -Nicklas Pedersen, Thomas Enevoldsen en Morten Nordstrand- denkt Jensen dat het wel weer goed zal komen met FC Groningen. “Thomas is een groot talent, misschien wel de grootste van Denemarken. Daarom was ik best wel verrast toen ik hoorde dat hij naar FC Groningen was gegaan. Thomas verplaatst heel makkelijk de bal. Zijn vader was dezelfde type voetballer. Ik heb nog tegen hem gespeeld, kon het goed met hem vinden. Hoe gaat het trouwens met Nicklas Pedersen? Is hij alweer helemaal fit? Toen hij bij FC Nordsjælland voetbalde vond ik hem een zeer goede speler. Daar gaat FC Groningen zeker nog plezier aan beleven.”

De overgang naar het Nederlandse voetbal was voor mij niet zo groot’

Jensen plaveide bijna veertig jaar geleden al de weg voor de Denen die alle jaren erna de Nederlandse competitie versterkten. “Het is niet verrassend dat Deense voetballers het vaak goed doen in Nederland want de overgang is niet zo groot. De weersomstandigheden zijn hetzelfde, de cultuur ook. Het voetbal gaat een stuk sneller maar daar wen je wel aan. De overgang naar het Nederlandse voetbal was voor mij niet zo groot. In Schotland -waar ik daarvoor speelde- werd er soms heel hard gespeeld dus ik was wel wat gewend.”

Ondanks dat zijn landgenoten via FC Groningen de kans hebben gekregen om wellicht later nog meer hogerop te gaan is Jensen geen voorstander van het opstellen van een ongelimiteerd aantal buitenlanders. “Ik vind dat je het moet maximaliseren. Een limiet van drie of vier buitenlanders zou goed zijn. Dan geef je de eigen talenten ook meer kansen. Ja, in mijn tijd was dat heel anders. Toen speelden er bijna alleen maar spelers uit de provincie. Dat was erg leuk. Dat spreekt het publiek ook aan. Aan de andere kant; als je wint dan vinden de supporters het ook goed dus zoveel maakt het ook weer niet uit.”

Huize Tavenier
Nog even denkt Jensen terug aan zijn periode bij FC Groningen. “We woonden aan de Beethovenlaan Dat was een geweldige tijd. Ik heb er nog zeer mooie herinneringen aan. Zo zijn twee zonen van mij -Scott en Lars- geboren in Huize Tavenier. Dat vergeet je natuurlijk nooit meer. Ik herninner me nog dat we met GVAV in blauw-witte shirts speelden met een rode ster op de borst. Toen we veranderden in FC Groningen, speelden we in het groen-wit en paars.” Jensen reageert verheugd als hij hoort dat FC Groningen tegenwoordig tijdens uitwedstrijden weer in het paars speelt. “Wat leuk.” Hij wordt ook enthousiast als hij hoort dat Piet Fransen nog steeds actief is voor de club. “Doe je hem de groeten? En ook aan Henk Veldmate? Ik heb Henk een paar jaar geleden nog gesproken in Denemarken, samen met Ole Fritsen. Henk begon zijn carrière bij FC Groningen vlak voordat ik wegging. Mooi dat hij nog steeds bij de club is.”

vrijdag 30 oktober 2009

Samba op de fiets met Luciano da Silva: ‘Hier heeft de fiets meestal de voorkeur boven de auto. Dat moet je in Brazilië niet proberen’


Als het aan Luciano da Silva ligt gaat hij elke dag zingend op de fiets naar de training. Maar daarvoor woont hij net even te ver van Euroborg. Daarom stapt hij meteen op de fiets als hij thuiskomt na de training; om met zijn dochtertje Gabriella naar het Zernike Complex te gaan. Daar vermaken Luciano en Gabriella zich met het kijken naar de vele sporten die worden beoefend op het ACLO Sportcentrum.





Het is vrijdagmiddag kwart voor twee. Luciano da Silva is thuisgekomen na de ochtendtraining en wordt bij het betreden van zijn huis aan het Reitdiep meteen enthousiast begroet door zijn dochtertje Gabriella. “Ze is altijd blij als ik er weer ben,” vertelt Luciano vol trots. “Gabriella heeft niet veel vriendinnetjes omdat ze nog niet zo goed Nederlands spreekt. Daarom ben ik voor haar niet alleen een vader, maar ook een vriendje, een vriendinnetje, eigenlijk alles, haha.”


Een hoop energie

Zo gauw het weer het toelaat neemt Luciano zijn dochtertje mee achterop de fiets om lekker rond te toeren door de omgeving van Reitdiep, aan de noordkant van de stad Groningen. Vanmiddag is het fraai herfstweer, de zon schijnt volop, en dus gaan Luciano en Gabriella erop uit naar het Zernike Complex om daar te kijken naar sportende studenten; iets wat ze regelmatig doen. “Bijna elke dag, als het tenminste niet regent,” zegt Luciano, terwijl hij Gabriella achter op de fiets zet. “Ze zijn daar altijd aan het voetballen, hockeyen en tennissen. We vinden het leuk om dan samen te gaan kijken. Na de training ga ik sowieso altijd iets leuks doen met Gabriella. Ook al ben ik moe, dat maakt mij niet uit. Zij geeft mij altijd weer een hoop energie.”


‘De dokter zei dat ik veel moest gaan fietsen, dus dat heb ik dan ook maar gedaan’


Terwijl Gabriella druk om zich heen zwaait, wijst Luciano naar de vele bootjes die aangemeerd liggen langs de huizen in Reitdiep. “In Brazilië woon ik in Punta Landa, zo’n vier uur rijden vanaf Rio. Dat is in Brazilië heel dichtbij, haha. Het is een dorpje met 4000 inwoners. Er is geen criminaliteit, iedereen kent elkaar, iedereen is heel symphatiek. Precies zoals in Groningen. Daarom voel ik me hier in Groningen ook zo op mijn gemak. Ja, mij mij thuis in Brazilië kun je rustig fietsen. Als ik daar ben probeer ik ook veel te fietsen want de natuur is er heel mooi. Hier in Nederland zit ik uiteraard ook veel op de fiets. Het is ook heel gezond. Het is goed voor mijn spieren en mijn rug. Ik had de laatste weken veel last van mijn rug. De dokter zei dat ik daarom veel moest gaan fietsen, dus dat heb ik dan ook maar gedaan.”


Verlaten speelveld

Terwijl Luciano vertelt over zijn fietsavonturen, praat Gabriella honderduit in het Portugees. “Gabriella praat veel hè?” vraagt Luciano lachend. Ondertussen zijn we aangekomen op het Zernike Complex. De hockeyvelden blijken echter leeg. Nou ja, bijna. Twee mannen blazen in de volle herfstzon de vele bladeren van het verder verlaten speelveld. “Jammer genoeg is er verder niemand,” zegt Luciano een beetje teleurgesteld.” Maar dan verschijnt meteen weer zijn bekende lach. “Ik denk dat we te vroeg zijn. Maar we zijn hier normaal gesproken altijd welkom om te komen kijken. Dat is heel leuk.”


‘Gustavo Kuerten was onze grote tennisheld’


Luciano stapt snel weer op zijn fiets want wellicht is er op de tennisvelden wel iets te beleven. En inderdaad. Twee spelers van studentenvereniging TAM spelen een oefenpartijtje en worden meteen fanatiek als ze zien dat Luciano langs het veld staat als aandachtig toeschouwer. “Gustavo Kuerten was onze grote tennisheld,” vertelt Luciano over zijn liefde voor het tennis. “Kuerten won Roland Garros in 1997. Vanaf dat moment ben ik tennis heel leuk gaan vinden. Het is echt een geweldige sport om naar te kijken. Nee, ik speel het zelf niet. Ik heb het te druk met voetballen. Maar na mijn voetbalcarrière wil ik het wel gaan doen. Ik kijk ook veel naar volleybal, formule 1 en basketbal. Vechtsporten vind ik ook leuk. En fietsen natuurlijk, haha. Ik kijk niet altijd naar wielrennen. Maar ik vind het wel fantastisch dat ze op een dag zo even 250 kilometer fietsen.”


‘Gekke drivers’

Het gesprek komt zo automatisch weer bij het fietsen. “Nee, fietsen in Nederland is niet te vergelijken met fietsen in Brazilië. Hierheeft men zeker twee fietsen per persoon, haha. Je moet hier ook altijd goed opletten waar je fietst; ze komen echt overal vandaan. Fietsen is hier heel praktisch. Je kunt hier altijd gaan winkelen op de fiets. Dat is hier heel normaal, maar dat kunnen ze zich in Brazilië niet voorstellen. Hier heeft de fiets meestal de voorkeur boven de auto. Dat moet je in Brazilië niet proberen. En vakanties vier je daar al helemaal niet op de fiets. Je hebt ‘gekke drivers’ in Brazilië. In de grote steden is het ook veel te gevaarlijk om te fietsen.”


‘Peixa, peixa’

Buiten de grote steden kan er gelukkig voor Luciano wel veilig gefietst worden in Brazilië. Zoals in Rio Branco waar Luciano opgroeide. “Ik heb het fietsen geleerd van een vriend van mij. Ik had zelf geen geld om een fiets te kopen. Daarom pakte ik altijd zijn fiets en probeerde het zo te leren. In het begin ging het steeds mis maar na een paar dagen goed oefenen lukte het wel. Ik was toen al best wel oud, veertien geloof ik.” Nu, vijftien jaar later, fietst Luciano weer naar zijn huis in Reitdiep. Hij stopt plotseling bij een brug. ‘Peixa, peixa,’ roept hij tegen Gabriella. “We gaan even kijken naar vissers,” vertelt Luciano met een grote lach op zijn gezicht. Even later vervolgt hij zijn weg naar huis om daar de fiets weer op te bergen in de schuur. “Zo, dat was mijn tweede training voor vandaag. Het is wel weer genoeg, haha.”



De geschiedenis van de fiets

Baron Karl Drais was in 1817 de bedenker van de zogeheten loopfiets. Deze bestond uit een houten frame, houten wielen met een ijzeren velg, een zeer primitief zadel, een primitief stuur en een soort rem op het achterwiel. De loopfiets had geen trappers; de berijder bewoog zich voort door zich af te zetten tegen de grond. Pas in 1865 ontstond een toestel dat op onze fiets leek. Het was een tweewieler, gebouwd door de Fransman Pierre Michaux en zijn zoon Ernest. Hun vélocipè de (snelle voet, Latijn) had een ijzeren frame en ijzeren wielen. Aan de voorwielen waren trappers

gemonteerd. Deze voorloper van onze fiets kende nog geen kettingaandrijving.


In 1868 werd de eerste fiets met een kettingaandrijving gebouwd. De trappers zaten nu niet meer aan het wiel, maar aan het frame. Aanvankelijk werd deze aandrijving op driewielers toegepast. In 1885 bouwde John Kemp Starley de Rover, een fiets met een kettingaandrijving, en een frame uit stalen buizen. De beide wielen waren vrijwel even groot. In 1888 vroeg John Dunlop patent aan op luchtgevulde fietsbanden, die de banden van massief rubber vervingen. Daarmee was de ontwikkeling van de fiets vrijwel voltooid. Sindsdien is er aan het ontwerp van de fiets niet zoveel meer veranderd. Wel worden tegenwoordig andere materialen toegepast.



donderdag 15 oktober 2009

Spanjaarden in Assen: toeval of niet...

Heel lang ben ik iemand geweest die zei dat toeval wel degelijk bestaat. Je kent dat wel: je denkt aan iemand en plotseling kom je diegene tegen terwijl je hem of haar daarvoor lang niet hebt gezien. ‘Ach, dat is toeval.’ Misschien wel want ik denk wel vaker aan iemand maar ik kom hem of haar niet meteen tegen. Na vorige week heb ik echter toch sterk het gevoel dat toeval niet bestaat.

Ik ging vorige week -zaterdag 29 augustus- samen met FC Groningen spits Gonzalo Garcia voor een reportage naar de start van de Vuelta in Assen. Dat moest toch wel een leuk item opleveren: een Spanjaard uit Groningen bij de start van de Ronde van Spanje in Assen… We kwamen laat aan op het TT-circuit omdat we erg lang moesten wachten op de vele toerfietsers. Nog steeds snap ik niet wat de organisatie bezielde om de toerfietsers langs de aanvoer van de vele bezoekers te leiden.

Derde box
Gelukkig hadden we nog genoeg tijd om in elk geval rustig langs de pitsboxen te lopen waar de renners konden warm rijden voor de proloog. Bij de derde box bleef Gonzalo plotseling staan. Hij keek naar de andere kant: ‘Dat is een bus uit Galicië, de streek waar ik vandaan kom.’ Gonzalo wees naar de bus van Xacobeo Galicia. Dat konden we natuurlijk niet aan ons voorbij laten gaan.

Ik loop meteen naar de ingang van de box. Twee mannen staan rustig te praten en hebben geen aandacht voor mij. Ik besluit me maar in het gesprek te mengen. ‘Mag ik even wat vragen? Ik heb hier een voetballer van FC Groningen die afkomstig is uit jullie streek…’ Ik wil mijn verhaal vervolgen maar ik krijg er de kans niet voor omdat beide heren hun aandacht ondertussen hebben gericht op Gonzalo. ‘Hoe heet je?’ vraagt de man links aan Gonzalo. Gonzalo stelt zich netjes voor. De mannen kijken met verbazing eerst naar elkaar en dan naar hun landgenoot. ‘Recoba, jij bent Recoba,’ reageren ze in koor.

Knuffelen
Ik denk even dat de heren in de war zijn. Hij zei toch echt Gonzalo? En Recoba is toch die Uruguyaan? Maar Gonzalo reageert instemmend. Recoba was de bijnaam van Gonzalo in Spanje. Meteen begint de man links Gonzalo te knuffelen. ‘Och jongen, we hebben het zo vaak over je gehad. Hoe gaat het nu met je?’ Dan weet Gonzalo het ook. De man blijkt de teamarts te zijn van Galicië onder zeventien waar Gonzalo acht jaar geleden in speelde. Sindsdien hebben beide elkaar niet meer gezien en nooit meer iets van elkaar gehoord.

De man, Juan Manuel Batista, kan zijn geluk niet op. ‘Het is zo mooi Gonzalo weer te zien. We wisten niet wat er met hem was gebeurd. Hij was een ontzettend groot talent.’ En dan komen beide elkaar na al die jaren uitgerekend tegen in Assen. Ook voor Gonzalo was het een indrukwekkend begin van een heel leuke middag in La Vuelta. Een middag die wellicht anders was verlopen als we niet anderhalf uur hadden moeten wachten op die toerrijders. Misschien bestaat toeval wel. Maar ik vind het nu wel leuk om te geloven dat dat niet zo is.

NB Als die Juan nou gewoon op internet had gezocht, dan had hij geweten Gonzalo alweer een tijdje in Nederland voetbalt. Dan had ik dit blog ook niet hoeven schrijven 

Ton Boot: eigenzinnig maar prima om mee samen te werken

n de nieuwe uitgave van NLCoach staat een artikel over Ton Boot, de man die als basketbalcoach veertien keer kampioen van Nederland werd. Geen coach die hem dat kan nazeggen. Hij zit nu anderhalf jaar officieel zonder werk maar is druk genoeg met allerlei fora en seminars. Hij vindt het prima zo. Boot is, zoals hij zelf zegt, de enige onafhankelijke coach van Nederland. Hij gaat altijd zijn eigen weg, trekt zich van niemand wat aan. Hij kan keihard zijn voor zijn ploegen. Een half metertje smokkelen tijdens de warming-up? Dan speel je niet. En de intrinsieke motivatie moet altijd aanwezig zijn bij een speler. Anders heeft die speler niet nodig. Van bestuurders heeft hij geen hoge pet op. Die zijn in zijn ogen in principe fout totdat ze het tegendeel hebben bewezen.

Ik weet nog heel goed het moment dat ik Ton Boot voor het eerst interviewde. De kampioenenmaker was in de zomer van 2003 aangesteld als coach van de club met de geweldige naam Hanzevast Capitals (in de volksmond vooral bekend als Donar en bij die naam hou ik het ook). Ik wist dat hij iemand is die zegt wat hij denkt. Ook dat hij de discussie niet schroomt. En aangezien ik nog niet zo ervaren was als interviewer, vond ik het best spannend. Het was na afloop van een oefentoernooi in Almelo. Donar had niet geweldig gespeeld, maar de ploeg was nog maar in de voorbereiding. Ik vroeg Ton Boot hoe die voorbereiding verliep. ‘Dramatisch’ was zijn antwoord. ‘Ze kunnen er niets van. Ik moet ze alles wat ze geleerd hebben weer afleren.’ Ik stond helemaal perplex. Toen dacht ik: ‘Laat ik hier maar op doorgaan.’ Boot liep helemaal leeg en ik had fantastische quotes. Hij brandde zijn nieuwe ploeg volledig af. Maar aan het eind van het seizoen was hij wel kampioen.

Geen vertrouwen
Datzelfde seizoen had de sterspeler van de ploeg, Travis Young, een knieblessure. Ik was gevraagd om te achterhalen hoe ernstig de blessure was. De clubarts meldde mij dat ik Ton Boot maar moest vragen en dat het allemaal wel meeviel. Dus ik Boot bellen. ‘Ik heb er niet zoveel over te zeggen,’ was zijn eerste reactie. Ook hij maakte de indruk dat er weinig aan de hand was. Na enig aandringen wilde hij dat ook wel voor de radio zeggen. Dus ik hem even later weer bellen vanuit de studio. Terwijl de band liep vroeg ik hem hoe het verging met Travis Young. ‘Helemaal niet goed. Ik denk niet meer dat hij speelt dit seizoen. Ik heb er helemaal geen vertrouwen in.’ Ik lag helemaal in een deuk. Dit is dus Ton Boot; weer had ik een geweldige quote.

Stoïcijns
In de vier jaar dat Boot trainer was in Groningen, deed hij maar één keer moeilijk over een interview; hij had er even geen zin in. Ok, hij heeft me wel eens lang laten wachten. Maar dat doen wel meer coaches. En andersom heb ik hem ook een paar keer laten staan. Kwam hij na de wedstrijd meteen naar me toe maar had ik geen interview met hem nodig. Het enige wat hij deed, was mij een beetje vreemd aankijken. Maar hij vond het prima Ik heb dan ook goed met Boot samen kunnen werken. Je weet wat je aan hem hebt ondanks dat ik ook wel eens dacht: ‘hmmm, vreemd’. Zo was in zijn laatste seizoen bij Donar de aanvoerder een keer licht geblesseerd. Hij deed wel mee aan de warming-up maar bleef in de eerste helft op de bank zitten. Na de pauze zat de aanvoerder plots in zijn normale kleding op de bank. Ik vroeg aan Boot waarom dat was. ‘Geen idee,’ zei hij stoïcijns. ‘Dat moet je aan de clubarts vragen.’ Overlegd hij zoiets dan niet? Nee, dat vond hij niet nodig.

Bezorgd
Vorig jaar kwam ik Boot na anderhalf jaar weer tegen. Het was in Alkmaar waar hij te gast was bij de EK baanwielrennen. Hij lachte meteen toen hij mij zag. En even later kwam hij naar me toe om me te vragen hoe het met me ging. En wat ik allemaal deed. ‘Kun je er wel van rondkomen?’ vroeg hij enigszins bezorgd. Ik vond het wel grappig. En ik was ook wel een beetje trots. Boot die voor sommigen ondoorgrondelijk is, is gewoon persoonlijk. En ik was in zijn ogen geen koekenbakker. Ok, hij heeft zijn eigenaardigheden. Zo is er dit jaar een boek over hem uitgekomen. Een schrijver heeft hem een jaar gevolgd. Maar Boot hoeft het boek niet te lezen. ‘Ik weet alles al van mezelf. En anders klopt het toch niet.’ Zo is Ton Boot. Soms onbegrijpelijk. Maar het zal hem allemaal een zorg zijn.