vrijdag 30 oktober 2009

Samba op de fiets met Luciano da Silva: ‘Hier heeft de fiets meestal de voorkeur boven de auto. Dat moet je in Brazilië niet proberen’


Als het aan Luciano da Silva ligt gaat hij elke dag zingend op de fiets naar de training. Maar daarvoor woont hij net even te ver van Euroborg. Daarom stapt hij meteen op de fiets als hij thuiskomt na de training; om met zijn dochtertje Gabriella naar het Zernike Complex te gaan. Daar vermaken Luciano en Gabriella zich met het kijken naar de vele sporten die worden beoefend op het ACLO Sportcentrum.





Het is vrijdagmiddag kwart voor twee. Luciano da Silva is thuisgekomen na de ochtendtraining en wordt bij het betreden van zijn huis aan het Reitdiep meteen enthousiast begroet door zijn dochtertje Gabriella. “Ze is altijd blij als ik er weer ben,” vertelt Luciano vol trots. “Gabriella heeft niet veel vriendinnetjes omdat ze nog niet zo goed Nederlands spreekt. Daarom ben ik voor haar niet alleen een vader, maar ook een vriendje, een vriendinnetje, eigenlijk alles, haha.”


Een hoop energie

Zo gauw het weer het toelaat neemt Luciano zijn dochtertje mee achterop de fiets om lekker rond te toeren door de omgeving van Reitdiep, aan de noordkant van de stad Groningen. Vanmiddag is het fraai herfstweer, de zon schijnt volop, en dus gaan Luciano en Gabriella erop uit naar het Zernike Complex om daar te kijken naar sportende studenten; iets wat ze regelmatig doen. “Bijna elke dag, als het tenminste niet regent,” zegt Luciano, terwijl hij Gabriella achter op de fiets zet. “Ze zijn daar altijd aan het voetballen, hockeyen en tennissen. We vinden het leuk om dan samen te gaan kijken. Na de training ga ik sowieso altijd iets leuks doen met Gabriella. Ook al ben ik moe, dat maakt mij niet uit. Zij geeft mij altijd weer een hoop energie.”


‘De dokter zei dat ik veel moest gaan fietsen, dus dat heb ik dan ook maar gedaan’


Terwijl Gabriella druk om zich heen zwaait, wijst Luciano naar de vele bootjes die aangemeerd liggen langs de huizen in Reitdiep. “In Brazilië woon ik in Punta Landa, zo’n vier uur rijden vanaf Rio. Dat is in Brazilië heel dichtbij, haha. Het is een dorpje met 4000 inwoners. Er is geen criminaliteit, iedereen kent elkaar, iedereen is heel symphatiek. Precies zoals in Groningen. Daarom voel ik me hier in Groningen ook zo op mijn gemak. Ja, mij mij thuis in Brazilië kun je rustig fietsen. Als ik daar ben probeer ik ook veel te fietsen want de natuur is er heel mooi. Hier in Nederland zit ik uiteraard ook veel op de fiets. Het is ook heel gezond. Het is goed voor mijn spieren en mijn rug. Ik had de laatste weken veel last van mijn rug. De dokter zei dat ik daarom veel moest gaan fietsen, dus dat heb ik dan ook maar gedaan.”


Verlaten speelveld

Terwijl Luciano vertelt over zijn fietsavonturen, praat Gabriella honderduit in het Portugees. “Gabriella praat veel hè?” vraagt Luciano lachend. Ondertussen zijn we aangekomen op het Zernike Complex. De hockeyvelden blijken echter leeg. Nou ja, bijna. Twee mannen blazen in de volle herfstzon de vele bladeren van het verder verlaten speelveld. “Jammer genoeg is er verder niemand,” zegt Luciano een beetje teleurgesteld.” Maar dan verschijnt meteen weer zijn bekende lach. “Ik denk dat we te vroeg zijn. Maar we zijn hier normaal gesproken altijd welkom om te komen kijken. Dat is heel leuk.”


‘Gustavo Kuerten was onze grote tennisheld’


Luciano stapt snel weer op zijn fiets want wellicht is er op de tennisvelden wel iets te beleven. En inderdaad. Twee spelers van studentenvereniging TAM spelen een oefenpartijtje en worden meteen fanatiek als ze zien dat Luciano langs het veld staat als aandachtig toeschouwer. “Gustavo Kuerten was onze grote tennisheld,” vertelt Luciano over zijn liefde voor het tennis. “Kuerten won Roland Garros in 1997. Vanaf dat moment ben ik tennis heel leuk gaan vinden. Het is echt een geweldige sport om naar te kijken. Nee, ik speel het zelf niet. Ik heb het te druk met voetballen. Maar na mijn voetbalcarrière wil ik het wel gaan doen. Ik kijk ook veel naar volleybal, formule 1 en basketbal. Vechtsporten vind ik ook leuk. En fietsen natuurlijk, haha. Ik kijk niet altijd naar wielrennen. Maar ik vind het wel fantastisch dat ze op een dag zo even 250 kilometer fietsen.”


‘Gekke drivers’

Het gesprek komt zo automatisch weer bij het fietsen. “Nee, fietsen in Nederland is niet te vergelijken met fietsen in Brazilië. Hierheeft men zeker twee fietsen per persoon, haha. Je moet hier ook altijd goed opletten waar je fietst; ze komen echt overal vandaan. Fietsen is hier heel praktisch. Je kunt hier altijd gaan winkelen op de fiets. Dat is hier heel normaal, maar dat kunnen ze zich in Brazilië niet voorstellen. Hier heeft de fiets meestal de voorkeur boven de auto. Dat moet je in Brazilië niet proberen. En vakanties vier je daar al helemaal niet op de fiets. Je hebt ‘gekke drivers’ in Brazilië. In de grote steden is het ook veel te gevaarlijk om te fietsen.”


‘Peixa, peixa’

Buiten de grote steden kan er gelukkig voor Luciano wel veilig gefietst worden in Brazilië. Zoals in Rio Branco waar Luciano opgroeide. “Ik heb het fietsen geleerd van een vriend van mij. Ik had zelf geen geld om een fiets te kopen. Daarom pakte ik altijd zijn fiets en probeerde het zo te leren. In het begin ging het steeds mis maar na een paar dagen goed oefenen lukte het wel. Ik was toen al best wel oud, veertien geloof ik.” Nu, vijftien jaar later, fietst Luciano weer naar zijn huis in Reitdiep. Hij stopt plotseling bij een brug. ‘Peixa, peixa,’ roept hij tegen Gabriella. “We gaan even kijken naar vissers,” vertelt Luciano met een grote lach op zijn gezicht. Even later vervolgt hij zijn weg naar huis om daar de fiets weer op te bergen in de schuur. “Zo, dat was mijn tweede training voor vandaag. Het is wel weer genoeg, haha.”



De geschiedenis van de fiets

Baron Karl Drais was in 1817 de bedenker van de zogeheten loopfiets. Deze bestond uit een houten frame, houten wielen met een ijzeren velg, een zeer primitief zadel, een primitief stuur en een soort rem op het achterwiel. De loopfiets had geen trappers; de berijder bewoog zich voort door zich af te zetten tegen de grond. Pas in 1865 ontstond een toestel dat op onze fiets leek. Het was een tweewieler, gebouwd door de Fransman Pierre Michaux en zijn zoon Ernest. Hun vélocipè de (snelle voet, Latijn) had een ijzeren frame en ijzeren wielen. Aan de voorwielen waren trappers

gemonteerd. Deze voorloper van onze fiets kende nog geen kettingaandrijving.


In 1868 werd de eerste fiets met een kettingaandrijving gebouwd. De trappers zaten nu niet meer aan het wiel, maar aan het frame. Aanvankelijk werd deze aandrijving op driewielers toegepast. In 1885 bouwde John Kemp Starley de Rover, een fiets met een kettingaandrijving, en een frame uit stalen buizen. De beide wielen waren vrijwel even groot. In 1888 vroeg John Dunlop patent aan op luchtgevulde fietsbanden, die de banden van massief rubber vervingen. Daarmee was de ontwikkeling van de fiets vrijwel voltooid. Sindsdien is er aan het ontwerp van de fiets niet zoveel meer veranderd. Wel worden tegenwoordig andere materialen toegepast.



donderdag 15 oktober 2009

Spanjaarden in Assen: toeval of niet...

Heel lang ben ik iemand geweest die zei dat toeval wel degelijk bestaat. Je kent dat wel: je denkt aan iemand en plotseling kom je diegene tegen terwijl je hem of haar daarvoor lang niet hebt gezien. ‘Ach, dat is toeval.’ Misschien wel want ik denk wel vaker aan iemand maar ik kom hem of haar niet meteen tegen. Na vorige week heb ik echter toch sterk het gevoel dat toeval niet bestaat.

Ik ging vorige week -zaterdag 29 augustus- samen met FC Groningen spits Gonzalo Garcia voor een reportage naar de start van de Vuelta in Assen. Dat moest toch wel een leuk item opleveren: een Spanjaard uit Groningen bij de start van de Ronde van Spanje in Assen… We kwamen laat aan op het TT-circuit omdat we erg lang moesten wachten op de vele toerfietsers. Nog steeds snap ik niet wat de organisatie bezielde om de toerfietsers langs de aanvoer van de vele bezoekers te leiden.

Derde box
Gelukkig hadden we nog genoeg tijd om in elk geval rustig langs de pitsboxen te lopen waar de renners konden warm rijden voor de proloog. Bij de derde box bleef Gonzalo plotseling staan. Hij keek naar de andere kant: ‘Dat is een bus uit Galicië, de streek waar ik vandaan kom.’ Gonzalo wees naar de bus van Xacobeo Galicia. Dat konden we natuurlijk niet aan ons voorbij laten gaan.

Ik loop meteen naar de ingang van de box. Twee mannen staan rustig te praten en hebben geen aandacht voor mij. Ik besluit me maar in het gesprek te mengen. ‘Mag ik even wat vragen? Ik heb hier een voetballer van FC Groningen die afkomstig is uit jullie streek…’ Ik wil mijn verhaal vervolgen maar ik krijg er de kans niet voor omdat beide heren hun aandacht ondertussen hebben gericht op Gonzalo. ‘Hoe heet je?’ vraagt de man links aan Gonzalo. Gonzalo stelt zich netjes voor. De mannen kijken met verbazing eerst naar elkaar en dan naar hun landgenoot. ‘Recoba, jij bent Recoba,’ reageren ze in koor.

Knuffelen
Ik denk even dat de heren in de war zijn. Hij zei toch echt Gonzalo? En Recoba is toch die Uruguyaan? Maar Gonzalo reageert instemmend. Recoba was de bijnaam van Gonzalo in Spanje. Meteen begint de man links Gonzalo te knuffelen. ‘Och jongen, we hebben het zo vaak over je gehad. Hoe gaat het nu met je?’ Dan weet Gonzalo het ook. De man blijkt de teamarts te zijn van Galicië onder zeventien waar Gonzalo acht jaar geleden in speelde. Sindsdien hebben beide elkaar niet meer gezien en nooit meer iets van elkaar gehoord.

De man, Juan Manuel Batista, kan zijn geluk niet op. ‘Het is zo mooi Gonzalo weer te zien. We wisten niet wat er met hem was gebeurd. Hij was een ontzettend groot talent.’ En dan komen beide elkaar na al die jaren uitgerekend tegen in Assen. Ook voor Gonzalo was het een indrukwekkend begin van een heel leuke middag in La Vuelta. Een middag die wellicht anders was verlopen als we niet anderhalf uur hadden moeten wachten op die toerrijders. Misschien bestaat toeval wel. Maar ik vind het nu wel leuk om te geloven dat dat niet zo is.

NB Als die Juan nou gewoon op internet had gezocht, dan had hij geweten Gonzalo alweer een tijdje in Nederland voetbalt. Dan had ik dit blog ook niet hoeven schrijven 

Ton Boot: eigenzinnig maar prima om mee samen te werken

n de nieuwe uitgave van NLCoach staat een artikel over Ton Boot, de man die als basketbalcoach veertien keer kampioen van Nederland werd. Geen coach die hem dat kan nazeggen. Hij zit nu anderhalf jaar officieel zonder werk maar is druk genoeg met allerlei fora en seminars. Hij vindt het prima zo. Boot is, zoals hij zelf zegt, de enige onafhankelijke coach van Nederland. Hij gaat altijd zijn eigen weg, trekt zich van niemand wat aan. Hij kan keihard zijn voor zijn ploegen. Een half metertje smokkelen tijdens de warming-up? Dan speel je niet. En de intrinsieke motivatie moet altijd aanwezig zijn bij een speler. Anders heeft die speler niet nodig. Van bestuurders heeft hij geen hoge pet op. Die zijn in zijn ogen in principe fout totdat ze het tegendeel hebben bewezen.

Ik weet nog heel goed het moment dat ik Ton Boot voor het eerst interviewde. De kampioenenmaker was in de zomer van 2003 aangesteld als coach van de club met de geweldige naam Hanzevast Capitals (in de volksmond vooral bekend als Donar en bij die naam hou ik het ook). Ik wist dat hij iemand is die zegt wat hij denkt. Ook dat hij de discussie niet schroomt. En aangezien ik nog niet zo ervaren was als interviewer, vond ik het best spannend. Het was na afloop van een oefentoernooi in Almelo. Donar had niet geweldig gespeeld, maar de ploeg was nog maar in de voorbereiding. Ik vroeg Ton Boot hoe die voorbereiding verliep. ‘Dramatisch’ was zijn antwoord. ‘Ze kunnen er niets van. Ik moet ze alles wat ze geleerd hebben weer afleren.’ Ik stond helemaal perplex. Toen dacht ik: ‘Laat ik hier maar op doorgaan.’ Boot liep helemaal leeg en ik had fantastische quotes. Hij brandde zijn nieuwe ploeg volledig af. Maar aan het eind van het seizoen was hij wel kampioen.

Geen vertrouwen
Datzelfde seizoen had de sterspeler van de ploeg, Travis Young, een knieblessure. Ik was gevraagd om te achterhalen hoe ernstig de blessure was. De clubarts meldde mij dat ik Ton Boot maar moest vragen en dat het allemaal wel meeviel. Dus ik Boot bellen. ‘Ik heb er niet zoveel over te zeggen,’ was zijn eerste reactie. Ook hij maakte de indruk dat er weinig aan de hand was. Na enig aandringen wilde hij dat ook wel voor de radio zeggen. Dus ik hem even later weer bellen vanuit de studio. Terwijl de band liep vroeg ik hem hoe het verging met Travis Young. ‘Helemaal niet goed. Ik denk niet meer dat hij speelt dit seizoen. Ik heb er helemaal geen vertrouwen in.’ Ik lag helemaal in een deuk. Dit is dus Ton Boot; weer had ik een geweldige quote.

Stoïcijns
In de vier jaar dat Boot trainer was in Groningen, deed hij maar één keer moeilijk over een interview; hij had er even geen zin in. Ok, hij heeft me wel eens lang laten wachten. Maar dat doen wel meer coaches. En andersom heb ik hem ook een paar keer laten staan. Kwam hij na de wedstrijd meteen naar me toe maar had ik geen interview met hem nodig. Het enige wat hij deed, was mij een beetje vreemd aankijken. Maar hij vond het prima Ik heb dan ook goed met Boot samen kunnen werken. Je weet wat je aan hem hebt ondanks dat ik ook wel eens dacht: ‘hmmm, vreemd’. Zo was in zijn laatste seizoen bij Donar de aanvoerder een keer licht geblesseerd. Hij deed wel mee aan de warming-up maar bleef in de eerste helft op de bank zitten. Na de pauze zat de aanvoerder plots in zijn normale kleding op de bank. Ik vroeg aan Boot waarom dat was. ‘Geen idee,’ zei hij stoïcijns. ‘Dat moet je aan de clubarts vragen.’ Overlegd hij zoiets dan niet? Nee, dat vond hij niet nodig.

Bezorgd
Vorig jaar kwam ik Boot na anderhalf jaar weer tegen. Het was in Alkmaar waar hij te gast was bij de EK baanwielrennen. Hij lachte meteen toen hij mij zag. En even later kwam hij naar me toe om me te vragen hoe het met me ging. En wat ik allemaal deed. ‘Kun je er wel van rondkomen?’ vroeg hij enigszins bezorgd. Ik vond het wel grappig. En ik was ook wel een beetje trots. Boot die voor sommigen ondoorgrondelijk is, is gewoon persoonlijk. En ik was in zijn ogen geen koekenbakker. Ok, hij heeft zijn eigenaardigheden. Zo is er dit jaar een boek over hem uitgekomen. Een schrijver heeft hem een jaar gevolgd. Maar Boot hoeft het boek niet te lezen. ‘Ik weet alles al van mezelf. En anders klopt het toch niet.’ Zo is Ton Boot. Soms onbegrijpelijk. Maar het zal hem allemaal een zorg zijn.